Vrijwilligerswerk binnen coöperatieve ondernemingen?

Artikel 3, 3° van de wet van 3 juli 2005 met betrekking tot de rechten van vrijwilligers definieert de entiteiten die een beroep kunnen doen op vrijwilligers als volgt : “Elke feitelijke vereniging of private of publieke rechtspersoon zonder winstoogmerk […]”

Uit deze wettelijke bepaling blijkt dat coöperatieve ondernemingen geen beroep kunnen doen op vrijwilligers, aangezien ze per definitie een winstoogmerk nastreven (cf. artikel 1 van de Code van vennootschappen).
Dit verbod is a fortiori van toepassing op erkende coöperatieve ondernemingen, aangezien de voorwaarden voor erkenning uitdrukkelijk bepalen dat "Het voornaamste doel van de vennootschap is het verschaffen van een economisch of sociaal voordeel aan de vennoten ter bevrediging van hun beroeps- of persoonlijke behoeften" (artikel).

Hoe zit het dan met de (erkende) coöperatieve ondernemingen met een sociaal oogmerk (CVOA-SO), waarop artikel 1, § 1, 6°, van het koninklijk besluit van 8 januari 1962 niet van toepassing is? Mogen zij een beroep doen op vrijwilligers?

Op die vraag is er tot op vandaag nog geen duidelijk antwoord.
Volgens de interpretatie die de Minister van Financiën gegeven heeft (Circulaire Ci.RH.241/509.803 van 05.03.1999), mogen de volgende entiteiten een beroep doen op vrijwilligerswerk : “rechtspersonen, zoals een vereniging zonder winstoogmerk, een ziekenfonds, een openbare dienst of een instelling van openbaar nut, een gemeente, een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, die geen onderneming exploiteren of zich niet bezighouden met verrichtingen van winstgevende aard.”

De volgende entiteiten mogen volgens dezelfde Circulaire geen beroep doen op vrijwilligerswerk: - “enigerlei vennootschap, vereniging, inrichting of instelling, met of zonder rechtspersoonlijkheid, die een onderneming exploiteert of zich bezighoudt met verrichtingen van winstgevende aard en aan de Ven.B, de BNI/ven., ofwel ten name van de vennoten of leden aan de PB of de BNI/nat.pers., is onderworpen […].”

Een (erkende) CVOA-SO zou dus een beroep kunnen doen op vrijwilligers, zolang deze onderneming zich niet bezighoudt met exploitatie of met verrichtingen van winstgevende aard en ze aan de rechtspersonenbelasting is onderworpen (en niet aan de vennootschapsbelasting). In dit kader lijkt het aangewezen dat een CVOA-SO het vermogensvoordeel voor vennoten weglaat uit de statuten (cf. artikel 661, 1° van de Code van vennootschappen), zodat ze onderworpen worden aan de rechtspersonenbelasting en meer kans maken om een beroep te mogen doen op vrijwilligers.

Samengevat is het dus aangewezen aan de CVOA-SO om zich tot de fiscale administratie te richten vooraleer een beroep te doen op vrijwilligerswerk, in ieder geval zolang de het antwoord op de vraag onzeker blijft.

Zoeken

Newsletter